Alle vervoegingen van het werkwoord lopen

infinitivus - infinitief infinitive
lopen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • loop
 
  • loop jij/je?
jij, je
  • loopt
u
  • loopt
hij
zij, ze
het
men
  • loopt
zij, ze
wij, we
jullie
  • lopen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • liep
zij, ze
wij, we
jullie
  • liepen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gelopen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • lopend
vertaling english translation
  • to walk
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
weglopen
  • loop weg
  • loopt weg
  • liep weg
  • liepen weg
weggelopen
oplopen
  • loop op
  • loopt op
  • liep op
  • liepen op
opgelopen
aanlopen
  • loop aan
  • loopt aan
  • liep aan
  • liepen aan
aangelopen
achterlopen
  • loop achter
  • loopt achter
  • liep achter
  • liepen achter
achtergelopen
achternalopen
  • loop achterna
  • loopt achterna
  • liep achterna
  • liepen achterna
achternagelopen
achteroplopen
  • loop achterop
  • loopt achterop
  • liep achterop
  • liepen achterop
achteropgelopen
achteruitlopen
  • loop achteruit
  • loopt achteruit
  • liep achteruit
  • liepen achteruit
achteruitgelopen
aflopen
  • loop af
  • loopt af
  • liep af
  • liepen af
afgelopen
binnenlopen
  • loop binnen
  • loopt binnen
  • liep binnen
  • liepen binnen
binnengelopen
doodlopen
  • loop dood
  • loopt dood
  • liep dood
  • liepen dood
doodgelopen
dooreenlopen
  • loop dooreen
  • loopt dooreen
  • liep dooreen
  • liepen dooreen
dooreengelopen
doorlopen
  • loop door
  • loopt door
  • liep door
  • liepen door
doorgelopen
drooglopen
  • loop droog
  • loopt droog
  • liep droog
  • liepen droog
drooggelopen
gelijklopen
  • loop gelijk
  • loopt gelijk
  • liep gelijk
  • liepen gelijk
gelijkgelopen
hardlopen
  • loop hard
  • loopt hard
  • liep hard
  • liepen hard
hardgelopen
heenlopen
  • loop heen
  • loopt heen
  • liep heen
  • liepen heen
heengelopen
heetlopen
  • loop heet
  • loopt heet
  • liep heet
  • liepen heet
heetgelopen
inlopen
  • loop in
  • loopt in
  • liep in
  • liepen in
ingelopen
langslopen
  • loop langs
  • loopt langs
  • liep langs
  • liepen langs
langsgelopen
leeglopen
  • loop leeg
  • loopt leeg
  • liep leeg
  • liepen leeg
leeggelopen
loslopen
  • loop los
  • loopt los
  • liep los
  • liepen los
losgelopen
meelopen
  • loop mee
  • loopt mee
  • liep mee
  • liepen mee
meegelopen
mislopen
  • loop mis
  • loopt mis
  • liep mis
  • liepen mis
misgelopen
nalopen
  • loop na
  • loopt na
  • liep na
  • liepen na
nagelopen
omhooglopen
  • loop omhoog
  • loopt omhoog
  • liep omhoog
  • liepen omhoog
omhooggelopen
omlopen
  • loop om
  • loopt om
  • liep om
  • liepen om
omgelopen
omverlopen
  • loop omver
  • loopt omver
  • liep omver
  • liepen omver
omvergelopen
onderlopen
  • loop onder
  • loopt onder
  • liep onder
  • liepen onder
ondergelopen
overlopen
  • loop over
  • loopt over
  • liep over
  • liepen over
overgelopen
platlopen
  • loop plat
  • loopt plat
  • liep plat
  • liepen plat
platgelopen
rondlopen
  • loop rond
  • loopt rond
  • liep rond
  • liepen rond
rondgelopen
samenlopen
  • loop samen
  • loopt samen
  • liep samen
  • liepen samen
samengelopen
scheeflopen
  • loop scheef
  • loopt scheef
  • liep scheef
  • liepen scheef
scheefgelopen
skilopen
  • loop ski
  • loopt ski
  • liep ski
  • liepen ski
skigelopen
stormlopen
  • loop storm
  • loopt storm
  • liep storm
  • liepen storm
stormgelopen
stuklopen
  • loop stuk
  • loopt stuk
  • liep stuk
  • liepen stuk
stukgelopen
tegenlopen
  • loop tegen
  • loopt tegen
  • liep tegen
  • liepen tegen
tegengelopen
teruglopen
  • loop terug
  • loopt terug
  • liep terug
  • liepen terug
teruggelopen
toelopen
  • loop toe
  • loopt toe
  • liep toe
  • liepen toe
toegelopen
uiteenlopen
  • loop uiteen
  • loopt uiteen
  • liep uiteen
  • liepen uiteen
uiteengelopen
uitlopen
  • loop uit
  • loopt uit
  • liep uit
  • liepen uit
uitgelopen
vastlopen
  • loop vast
  • loopt vast
  • liep vast
  • liepen vast
vastgelopen
vollopen
  • loop vol
  • loopt vol
  • liep vol
  • liepen vol
volgelopen
voorbijlopen
  • loop voorbij
  • loopt voorbij
  • liep voorbij
  • liepen voorbij
voorbijgelopen
voorlopen
  • loop voor
  • loopt voor
  • liep voor
  • liepen voor
voorgelopen
vooroplopen
  • loop voorop
  • loopt voorop
  • liep voorop
  • liepen voorop
vooropgelopen
voortlopen
  • loop voort
  • loopt voort
  • liep voort
  • liepen voort
voortgelopen
vooruitlopen
  • loop vooruit
  • loopt vooruit
  • liep vooruit
  • liepen vooruit
vooruitgelopen
vrijlopen
  • loop vrij
  • loopt vrij
  • liep vrij
  • liepen vrij
vrijgelopen
wachtlopen
  • loop wacht
  • loopt wacht
  • liep wacht
  • liepen wacht
wachtgelopen
warmlopen
  • loop warm
  • loopt warm
  • liep warm
  • liepen warm
warmgelopen
schoollopen
  • loop school
  • loopt school
  • liep school
  • liepen school
schoolgelopen
groenlopen
  • loop groen
  • loopt groen
  • liep groen
  • liepen groen
groengelopen
ineenlopen
  • loopt ineen
  • liep ineen
  • liepen ineen
ineengelopen
tegemoetlopen
  • loop tegemoet
  • loopt tegemoet
  • liep tegemoet
  • liepen tegemoet
tegemoetgelopen
naaktlopen
  • loop naakt
  • loopt naakt
  • liep naakt
  • liepen naakt
naaktgelopen