Alle vervoegingen van het werkwoord hardlopen

infinitivus - infinitief infinitive
hardlopen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • loop hard
 
  • loop hard jij/je?
jij, je
  • loopt hard
u
  • loopt hard
hij
zij, ze
het
men
  • loopt hard
zij, ze
wij, we
jullie
  • lopen hard
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • hardloop
dat jij, je
  • hardloopt
dat u
  • hardloopt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • hardloopt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • hardlopen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • liep hard
zij, ze
wij, we
jullie
  • liepen hard
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • hardliep
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • hardliepen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • hardgelopen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • hardlopend