Alle vervoegingen van het werkwoord stuklopen

infinitivus - infinitief infinitive
stuklopen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • loop stuk
 
  • loop stuk jij/je?
jij, je
  • loopt stuk
u
  • loopt stuk
hij
zij, ze
het
men
  • loopt stuk
zij, ze
wij, we
jullie
  • lopen stuk
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • stukloop
dat jij, je
  • stukloopt
dat u
  • stukloopt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • stukloopt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • stuklopen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • liep stuk
zij, ze
wij, we
jullie
  • liepen stuk
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • stukliep
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • stukliepen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • stukgelopen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • stuklopend