Alle vervoegingen van het werkwoord schieten

infinitivus - infinitief infinitive
schieten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • schiet
 
  • schiet jij/je?
jij, je
  • schiet
u
  • schiet
hij
zij, ze
het
men
  • schiet
zij, ze
wij, we
jullie
  • schieten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • schoot
zij, ze
wij, we
jullie
  • schoten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • geschoten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • schietend
vertaling english translation
  • to shoot
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
opschieten
  • schiet op
  • schoot op
  • schoten op
opgeschoten
aanschieten
  • schiet aan
  • schoot aan
  • schoten aan
aangeschoten
afschieten
  • schiet af
  • schoot af
  • schoten af
afgeschoten
binnenschieten
  • schiet binnen
  • schoot binnen
  • schoten binnen
binnengeschoten
doodschieten
  • schiet dood
  • schoot dood
  • schoten dood
doodgeschoten
  • to shoot dead
doorschieten
  • schiet door
  • schoot door
  • schoten door
doorgeschoten
inschieten
  • schiet in
  • schoot in
  • schoten in
ingeschoten
kapotschieten
  • schiet kapot
  • schoot kapot
  • schoten kapot
kapotgeschoten
kuitschieten
  • schiet kuit
  • schoot kuit
  • schoten kuit
kuitgeschoten
leegschieten
  • schiet leeg
  • schoot leeg
  • schoten leeg
leeggeschoten
losschieten
  • schiet los
  • schoot los
  • schoten los
losgeschoten
misschieten
  • schiet mis
  • schoot mis
  • schoten mis
misgeschoten
neerschieten
  • schiet neer
  • schoot neer
  • schoten neer
neergeschoten
omhoogschieten
  • schiet omhoog
  • schoot omhoog
  • schoten omhoog
omhooggeschoten
omschieten
  • schiet om
  • schoot om
  • schoten om
omgeschoten
omverschieten
  • schiet omver
  • schoot omver
  • schoten omver
omvergeschoten
openschieten
  • schiet open
  • schoot open
  • schoten open
opengeschoten
overhoopschieten
  • schiet overhoop
  • schoot overhoop
  • schoten overhoop
overhoopgeschoten
overschieten
  • schiet over
  • schoot over
  • schoten over
overgeschoten
platschieten
  • schiet plat
  • schoot plat
  • schoten plat
platgeschoten
stukschieten
  • schiet stuk
  • schoot stuk
  • schoten stuk
stukgeschoten
tekortschieten
  • schiet tekort
  • schoot tekort
  • schoten tekort
tekortgeschoten
  • to fall short
terugschieten
  • schiet terug
  • schoot terug
  • schoten terug
teruggeschoten
toeschieten
  • schiet toe
  • schoot toe
  • schoten toe
toegeschoten
uitschieten
  • schiet uit
  • schoot uit
  • schoten uit
uitgeschoten
volschieten
  • schiet vol
  • schoot vol
  • schoten vol
volgeschoten
voorbijschieten
  • schiet voorbij
  • schoot voorbij
  • schoten voorbij
voorbijgeschoten
voorschieten
  • schiet voor
  • schoot voor
  • schoten voor
voorgeschoten
wegschieten
  • schiet weg
  • schoot weg
  • schoten weg
weggeschoten
lekschieten
  • schiet lek
  • schoot lek
  • schoten lek
lekgeschoten
langsschieten
  • schiet langs
  • schoot langs
  • schoten langs
langsgeschoten