onregelmatige
werkwoorden
.nl
Tegenwoordige tijd van het werkwoord schieten
infinitivus
- infinitief
infinitive
schieten
presens
- tegenwoordige tijd
present tense
ik
schiet
schiet jij/je?
jij, je
schiet
u
schiet
hij
zij, ze
het
men
schiet
zij, ze
wij, we
jullie
schieten