Alle vervoegingen van het werkwoord grijpen

infinitivus - infinitief infinitive
grijpen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • grijp
 
  • grijp jij/je?
jij, je
  • grijpt
u
  • grijpt
hij
zij, ze
het
men
  • grijpt
zij, ze
wij, we
jullie
  • grijpen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • greep
zij, ze
wij, we
jullie
  • grepen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gegrepen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • grijpend
vertaling english translation
  • to grab
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
aangrijpen
  • grijp aan
  • grijpt aan
  • greep aan
  • grepen aan
aangegrepen
beetgrijpen
  • grijp beet
  • grijpt beet
  • greep beet
  • grepen beet
beetgegrepen
ineengrijpen
  • grijp ineen
  • grijpt ineen
  • greep ineen
  • grepen ineen
ineengegrepen
ingrijpen
  • grijp in
  • grijpt in
  • greep in
  • grepen in
ingegrepen
  • to intervene
plaatsgrijpen
  • grijp plaats
  • grijpt plaats
  • greep plaats
  • grepen plaats
plaatsgegrepen
toegrijpen
  • grijp toe
  • grijpt toe
  • greep toe
  • grepen toe
toegegrepen
teruggrijpen
  • grijp terug
  • grijpt terug
  • greep terug
  • grepen terug
teruggegrepen
vastgrijpen
  • grijp vast
  • grijpt vast
  • greep vast
  • grepen vast
vastgegrepen
vooruitgrijpen
  • grijp vooruit
  • grijpt vooruit
  • greep vooruit
  • grepen vooruit
vooruitgegrepen
misgrijpen
  • grijp mis
  • grijpt mis
  • greep mis
  • grepen mis
misgegrepen