Alle vervoegingen van het werkwoord staan

infinitivus - infinitief infinitive
staan
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • sta
 
  • sta jij/je?
jij, je
  • staat
u
  • staat
hij
zij, ze
het
men
  • staat
zij, ze
wij, we
jullie
  • staan
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • stond
zij, ze
wij, we
jullie
  • stonden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gestaan
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • staand
vertaling english translation
  • to stand
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
tegenstaan
  • sta tegen
  • staat tegen
  • stond tegen
  • stonden tegen
tegengestaan
aanstaan
  • sta aan
  • staat aan
  • stond aan
  • stonden aan
aangestaan
achterstaan
  • sta achter
  • staat achter
  • stond achter
  • stonden achter
achtergestaan
afstaan
  • sta af
  • staat af
  • stond af
  • stonden af
afgestaan
bekendstaan
  • sta bekend
  • staat bekend
  • stond bekend
  • stonden bekend
bekendgestaan
bijstaan
  • sta bij
  • staat bij
  • stond bij
  • stonden bij
bijgestaan
  • to support
  • to assist
  • to aid
blootstaan
  • sta bloot
  • staat bloot
  • stond bloot
  • stonden bloot
blootgestaan
  • to be exposed
buitenstaan
  • sta buiten
  • staat buiten
  • stond buiten
  • stonden buiten
buitengestaan
doorstaan
  • sta door
  • staat door
  • stond door
  • stonden door
doorgestaan
  • to endure
  • to sustain
droogstaan
  • sta droog
  • staat droog
  • stond droog
  • stonden droog
drooggestaan
gelijkstaan
  • sta gelijk
  • staat gelijk
  • stond gelijk
  • stonden gelijk
gelijkgestaan
gereedstaan
  • sta gereed
  • staat gereed
  • stond gereed
  • stonden gereed
gereedgestaan
  • to be prepared
instaan
  • sta in
  • staat in
  • stond in
  • stonden in
ingestaan
klaarstaan
  • sta klaar
  • staat klaar
  • stond klaar
  • stonden klaar
klaargestaan
  • to be prepared
leegstaan
  • sta leeg
  • staat leeg
  • stond leeg
  • stonden leeg
leeggestaan
losstaan
  • sta los
  • staat los
  • stond los
  • stonden los
losgestaan
onderstaan
  • sta onder
  • staat onder
  • stond onder
  • stonden onder
ondergestaan
openstaan
  • sta open
  • staat open
  • stond open
  • stonden open
opengestaan
opstaan
  • sta op
  • staat op
  • stond op
  • stonden op
opgestaan
rechtstaan
  • sta recht
  • staat recht
  • stond recht
  • stonden recht
rechtgestaan
stilstaan
  • sta stil
  • staat stil
  • stond stil
  • stonden stil
stilgestaan
  • to stand still
terechtstaan
  • sta terecht
  • staat terecht
  • stond terecht
  • stonden terecht
terechtgestaan
toestaan
  • sta toe
  • staat toe
  • stond toe
  • stonden toe
toegestaan
  • to allow
uitstaan
  • sta uit
  • staat uit
  • stond uit
  • stonden uit
uitgestaan
  • to bear
  • to put up with
vaststaan
  • sta vast
  • staat vast
  • stond vast
  • stonden vast
vastgestaan
vooropstaan
  • sta voorop
  • staat voorop
  • stond voorop
  • stonden voorop
vooropgestaan
voorstaan
  • sta voor
  • staat voor
  • stond voor
  • stonden voor
voorgestaan
vrijstaan
  • sta vrij
  • staat vrij
  • stond vrij
  • stonden vrij
vrijgestaan
omstaan
  • sta om
  • staat om
  • stond om
  • stonden om
omgestaan
volstaan
  • volsta
  • volstaat
  • volstond
  • volstonden
volstaan
  • to suffice