Alle vervoegingen van het werkwoord omstaan

infinitivus - infinitief infinitive
omstaan
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • sta om
 
  • sta om jij/je?
jij, je
  • staat om
u
  • staat om
hij
zij, ze
het
men
  • staat om
zij, ze
wij, we
jullie
  • staan om
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • omsta
dat jij, je
  • omstaat
dat u
  • omstaat
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • omstaat
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • omstaan
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • stond om
zij, ze
wij, we
jullie
  • stonden om
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • omstond
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • omstonden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • omgestaan
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • omstaand