Alle vervoegingen van het werkwoord schuilen

infinitivus - infinitief infinitive
schuilen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • schuil
 
  • schuil jij/je?
jij, je
  • schuilt
u
  • schuilt
hij
zij, ze
het
men
  • schuilt
zij, ze
wij, we
jullie
  • schuilen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • school
  • schuilde
zij, ze
wij, we
jullie
  • scholen
  • schuilden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gescholen
  • geschuild
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • schuilend
vertaling english translation
  • to hide
  • to take shelter
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
wegschuilen
  • schuil weg
  • schuilt weg
  • school weg
  • scholen weg
weggescholen