Alle vervoegingen van het werkwoord zouten

infinitivus - infinitief infinitive
zouten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • zout
 
  • zout jij/je?
jij, je
  • zout
u
  • zout
hij
zij, ze
het
men
  • zout
zij, ze
wij, we
jullie
  • zouten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • zoutte
zij, ze
wij, we
jullie
  • zoutten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gezouten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • zoutend
vertaling english translation
  • to salt
  • to pickle
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
inzouten
  • zout in
  • zoutte in
  • zoutten in
ingezouten
opzouten
  • zout op
  • zoutte op
  • zoutten op
opgezouten