Alle vervoegingen van het werkwoord zinken

infinitivus - infinitief infinitive
zinken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • zink
 
  • zink jij/je?
jij, je
  • zinkt
u
  • zinkt
hij
zij, ze
het
men
  • zinkt
zij, ze
wij, we
jullie
  • zinken
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • zonk
zij, ze
wij, we
jullie
  • zonken
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gezonken
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • zinkend
vertaling english translation
  • to sink
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
wegzinken
  • zink weg
  • zinkt weg
  • zonk weg
  • zonken weg
weggezonken
afzinken
  • zink af
  • zinkt af
  • zonk af
  • zonken af
afgezonken
inzinken
  • zink in
  • zinkt in
  • zonk in
  • zonken in
ingezonken
neerzinken
  • zink neer
  • zinkt neer
  • zonk neer
  • zonken neer
neergezonken
terugzinken
  • zink terug
  • zinkt terug
  • zonk terug
  • zonken terug
teruggezonken