Alle vervoegingen van het werkwoord wedergeven

infinitivus - infinitief infinitive
wedergeven
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • geef weder
 
  • geef weder jij/je?
jij, je
  • geeft weder
u
  • geeft weder
hij
zij, ze
het
men
  • geeft weder
zij, ze
wij, we
jullie
  • geven weder
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • wedergeef
dat jij, je
  • wedergeeft
dat u
  • wedergeeft
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • wedergeeft
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • wedergeven
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • gaf weder
zij, ze
wij, we
jullie
  • gaven weder
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • wedergaf
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • wedergaven
participium - voltooid deelwoord past participle
  • wedergegeven
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • wedergevend