Alle vervoegingen van het werkwoord treffen

infinitivus - infinitief infinitive
treffen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • tref
 
  • tref jij/je?
jij, je
  • treft
u
  • treft
hij
zij, ze
het
men
  • treft
zij, ze
wij, we
jullie
  • treffen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • trof
zij, ze
wij, we
jullie
  • troffen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • getroffen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • treffend
vertaling english translation
  • to hit
  • to strike
  • to encounter
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
aantreffen
  • tref aan
  • treft aan
  • trof aan
  • troffen aan
aangetroffen
samentreffen
  • tref samen
  • treft samen
  • trof samen
  • troffen samen
samengetroffen