Alle vervoegingen van het werkwoord spuiten

infinitivus - infinitief infinitive
spuiten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • spuit
 
  • spuit jij/je?
jij, je
  • spuit
u
  • spuit
hij
zij, ze
het
men
  • spuit
zij, ze
wij, we
jullie
  • spuiten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • spoot
zij, ze
wij, we
jullie
  • spoten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gespoten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • spuitend
vertaling english translation
  • to spray
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
afspuiten
  • spuit af
  • spoot af
  • spoten af
afgespoten
doodspuiten
  • spuit dood
  • spoot dood
  • spoten dood
doodgespoten
inspuiten
  • spuit in
  • spoot in
  • spoten in
ingespoten
leegspuiten
  • spuit leeg
  • spoot leeg
  • spoten leeg
leeggespoten
natspuiten
  • spuit nat
  • spoot nat
  • spoten nat
natgespoten
onderspuiten
  • spuit onder
  • spoot onder
  • spoten onder
ondergespoten
opspuiten
  • spuit op
  • spoot op
  • spoten op
opgespoten
overspuiten
  • spuit over
  • spoot over
  • spoten over
overgespoten
platspuiten
  • spuit plat
  • spoot plat
  • spoten plat
platgespoten
schoonspuiten
  • spuit schoon
  • spoot schoon
  • spoten schoon
schoongespoten
uitspuiten
  • spuit uit
  • spoot uit
  • spoten uit
uitgespoten
volspuiten
  • spuit vol
  • spoot vol
  • spoten vol
volgespoten
wegspuiten
  • spuit weg
  • spoot weg
  • spoten weg
weggespoten
omhoogspuiten
  • spuit omhoog
  • spoot omhoog
  • spoten omhoog
omhooggespoten