Alle vervoegingen van het werkwoord springen

infinitivus - infinitief infinitive
springen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • spring
 
  • spring jij/je?
jij, je
  • springt
u
  • springt
hij
zij, ze
het
men
  • springt
zij, ze
wij, we
jullie
  • springen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • sprong
zij, ze
wij, we
jullie
  • sprongen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gesprongen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • springend
vertaling english translation
  • to jump
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
aanspringen
  • spring aan
  • springt aan
  • sprong aan
  • sprongen aan
aangesprongen
afspringen
  • spring af
  • springt af
  • sprong af
  • sprongen af
afgesprongen
bijspringen
  • spring bij
  • springt bij
  • sprong bij
  • sprongen bij
bijgesprongen
dichtspringen
  • spring dicht
  • springt dicht
  • sprong dicht
  • sprongen dicht
dichtgesprongen
inspringen
  • spring in
  • springt in
  • sprong in
  • sprongen in
ingesprongen
losspringen
  • spring los
  • springt los
  • sprong los
  • sprongen los
losgesprongen
omspringen
  • spring om
  • springt om
  • sprong om
  • sprongen om
omgesprongen
openspringen
  • spring open
  • springt open
  • sprong open
  • sprongen open
opengesprongen
opspringen
  • spring op
  • springt op
  • sprong op
  • sprongen op
opgesprongen
overspringen
  • spring over
  • springt over
  • sprong over
  • sprongen over
overgesprongen
rondspringen
  • spring rond
  • springt rond
  • sprong rond
  • sprongen rond
rondgesprongen
terugspringen
  • spring terug
  • springt terug
  • sprong terug
  • sprongen terug
teruggesprongen
toespringen
  • spring toe
  • springt toe
  • sprong toe
  • sprongen toe
toegesprongen
uitspringen
  • spring uit
  • springt uit
  • sprong uit
  • sprongen uit
uitgesprongen
vooruitspringen
  • spring vooruit
  • springt vooruit
  • sprong vooruit
  • sprongen vooruit
vooruitgesprongen
wegspringen
  • spring weg
  • springt weg
  • sprong weg
  • sprongen weg
weggesprongen
rechtspringen
  • spring recht
  • springt recht
  • sprong recht
  • sprongen recht
rechtgesprongen
stukspringen
  • spring stuk
  • springt stuk
  • sprong stuk
  • sprongen stuk
stukgesprongen
kapotspringen
  • spring kapot
  • springt kapot
  • sprong kapot
  • sprongen kapot
kapotgesprongen
omhoogspringen
  • spring omhoog
  • springt omhoog
  • sprong omhoog
  • sprongen omhoog
omhooggesprongen
opzijspringen
  • spring opzij
  • springt opzij
  • sprong opzij
  • sprongen opzij
opzijgesprongen
meespringen
  • spring mee
  • springt mee
  • sprong mee
  • sprongen mee
meegesprongen
binnenspringen
  • spring binnen
  • springt binnen
  • sprong binnen
  • sprongen binnen
binnengesprongen
synchroonspringen
  • spring synchroon
  • springt synchroon
  • sprong synchroon
  • sprongen synchroon
synchroongesprongen