Alle vervoegingen van het werkwoord aanspringen

infinitivus - infinitief infinitive
aanspringen

Bol.com Outlet

Bol.com Algemeen

presens - tegenwoordige tijd present tense
ik	spring aan
	spring aan jij/je?
jij, je	springt aan
u	springt aan
hij zij, ze het men	springt aan
zij, ze wij, we jullie	springen aan

presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik	aanspring
dat jij, je	aanspringt
dat u	aanspringt
dat hij dat zij, ze dat het dat men	aanspringt
dat zij, ze dat wij, we dat jullie	aanspringen

imperfectum - verleden tijd past tense
ik jij, je u hij zij, ze het men	sprong aan
zij, ze wij, we jullie	sprongen aan

imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik dat jij, je dat u dat hij dat zij, ze dat het dat men	aansprong
dat zij, ze dat wij, we dat jullie	aansprongen

participium - voltooid deelwoord past participle
aangesprongen

participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
aanspringend