Alle vervoegingen van het werkwoord scheren

infinitivus - infinitief infinitive
scheren
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • scheer
 
  • scheer jij/je?
jij, je
  • scheert
u
  • scheert
hij
zij, ze
het
men
  • scheert
zij, ze
wij, we
jullie
  • scheren
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • schoor
zij, ze
wij, we
jullie
  • schoren
participium - voltooid deelwoord past participle
  • geschoren
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • scherend
vertaling english translation
  • to shave
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
afscheren
  • scheer af
  • scheert af
  • schoor af
  • schoren af
afgeschoren
gladscheren
  • scheer glad
  • scheert glad
  • schoor glad
  • schoren glad
gladgeschoren
kaalscheren
  • scheer kaal
  • scheert kaal
  • schoor kaal
  • schoren kaal
kaalgeschoren
uitscheren
  • scheer uit
  • scheert uit
  • schoor uit
  • schoren uit
uitgeschoren
droogscheren
  • scheer droog
  • scheert droog
  • schoor droog
  • schoren droog
drooggeschoren
opscheren
  • scheer op
  • scheert op
  • schoor op
  • schoren op
opgeschoren
wegscheren
  • scheer weg
  • scheert weg
  • schoor weg
  • schoren weg
weggeschoren
natscheren
  • scheer nat
  • scheert nat
  • scheerde nat
  • scheerden nat
natgeschoren