Alle vervoegingen van het werkwoord droogscheren

infinitivus - infinitief infinitive
droogscheren
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • scheer droog
 
  • scheer droog jij/je?
jij, je
  • scheert droog
u
  • scheert droog
hij
zij, ze
het
men
  • scheert droog
zij, ze
wij, we
jullie
  • scheren droog
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • droogscheer
dat jij, je
  • droogscheert
dat u
  • droogscheert
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • droogscheert
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • droogscheren
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • schoor droog
zij, ze
wij, we
jullie
  • schoren droog
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • droogschoor
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • droogschoren
participium - voltooid deelwoord past participle
  • drooggeschoren
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • droogscherend