Alle vervoegingen van het werkwoord overvallen

infinitivus - infinitief infinitive
overvallen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • overval
 
  • overval jij/je?
jij, je
  • overvalt
u
  • overvalt
hij
zij, ze
het
men
  • overvalt
zij, ze
wij, we
jullie
  • overvallen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • overviel
zij, ze
wij, we
jullie
  • overvielen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • overvallen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • overvallend
vertaling english translation
  • to rob
  • to take off guard