onregelmatige
werkwoorden
.nl
Tegenwoordige tijd van het werkwoord overvallen
infinitivus
- infinitief
infinitive
overvallen
presens
- tegenwoordige tijd
present tense
ik
overval
overval jij/je?
jij, je
overvalt
u
overvalt
hij
zij, ze
het
men
overvalt
zij, ze
wij, we
jullie
overvallen