Alle vervoegingen van het werkwoord goeddunken

infinitivus - infinitief infinitive
goeddunken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • dunk goed
 
  • dunk goed jij/je?
jij, je
  • dunkt goed
u
  • dunkt goed
hij
zij, ze
het
men
  • dunkt goed
zij, ze
wij, we
jullie
  • dunken goed
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • goeddunk
dat jij, je
  • goeddunkt
dat u
  • goeddunkt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • goeddunkt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • goeddunken
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • docht goed
  • dacht goed
  • dunkte goed
zij, ze
wij, we
jullie
  • dochten goed
  • dachten goed
  • dunkten goed
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • goeddocht
  • goeddacht
  • goeddunkte
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • goeddochten
  • goeddachten
  • goeddunkten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • goedgedocht
  • goedgedacht
  • goedgedunkt
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • goeddunkend