Alle vervoegingen van het werkwoord bidden

infinitivus - infinitief infinitive
bidden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bid
 
  • bid jij/je?
jij, je
  • bidt
u
  • bidt
hij
zij, ze
het
men
  • bidt
zij, ze
wij, we
jullie
  • bidden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • bad
zij, ze
wij, we
jullie
  • baden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gebeden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • biddend
vertaling english translation
  • to pray
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
aanbidden
  • bid aan
  • bidt aan
  • bad aan
  • baden aan
aanbeden
  • to worship
  • to adore
afbidden
  • bid af
  • bidt af
  • bad af
  • baden af
afgebeden
meebidden
  • bid mee
  • bidt mee
  • bad mee
  • baden mee
meegebeden
voorbidden
  • bid voor
  • bidt voor
  • bad voor
  • baden voor
voorgebeden