Alle vervoegingen van het werkwoord aanbidden

infinitivus - infinitief infinitive
aanbidden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bid aan
 
  • bid aan jij/je?
jij, je
  • bidt aan
u
  • bidt aan
hij
zij, ze
het
men
  • bidt aan
zij, ze
wij, we
jullie
  • bidden aan
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • aanbid
dat jij, je
  • aanbidt
dat u
  • aanbidt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • aanbidt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • aanbidden
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • bad aan
zij, ze
wij, we
jullie
  • baden aan
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • aanbad
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • aanbaden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • aanbeden
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • aanbiddend
vertaling english translation
  • to worship
  • to adore