Alle vervoegingen van het werkwoord bespugen

infinitivus - infinitief infinitive
bespugen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bespuug
 
  • bespuug jij/je?
jij, je
  • bespuugt
u
  • bespuugt
hij
zij, ze
het
men
  • bespuugt
zij, ze
wij, we
jullie
  • bespugen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • bespoog
  • bespuugde
zij, ze
wij, we
jullie
  • bespogen
  • bespuugden
participium - voltooid deelwoord past participle
  • bespogen
  • bespuugd
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • bespugend
vertaling english translation
  • to spit on