Alle vervoegingen van het werkwoord belopen

infinitivus - infinitief infinitive
belopen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • beloop
 
  • beloop jij/je?
jij, je
  • beloopt
u
  • beloopt
hij
zij, ze
het
men
  • beloopt
zij, ze
wij, we
jullie
  • belopen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • beliep
zij, ze
wij, we
jullie
  • beliepen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • belopen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • belopend
vertaling english translation
  • to amount to