onregelmatige
werkwoorden
.nl
Tegenwoordige tijd van het werkwoord zwemmen
infinitivus
- infinitief
infinitive
zwemmen
presens
- tegenwoordige tijd
present tense
ik
zwem
zwem jij/je?
jij, je
zwemt
u
zwemt
hij
zij, ze
het
men
zwemt
zij, ze
wij, we
jullie
zwemmen