Alle vervoegingen van het werkwoord zeiken

infinitivus - infinitief infinitive
zeiken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • zeik
 
  • zeik jij/je?
jij, je
  • zeikt
u
  • zeikt
hij
zij, ze
het
men
  • zeikt
zij, ze
wij, we
jullie
  • zeiken
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • zeek
  • zeikte
zij, ze
wij, we
jullie
  • zeken
  • zeikten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gezeken
  • gezeikt
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • zeikend
vertaling english translation
  • to whine
  • to nag
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
afzeiken
  • zeik af
  • zeikt af
  • zeek af
  • zeken af
afgezeken