Alle vervoegingen van het werkwoord wijken

infinitivus - infinitief infinitive
wijken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • wijk
 
  • wijk jij/je?
jij, je
  • wijkt
u
  • wijkt
hij
zij, ze
het
men
  • wijkt
zij, ze
wij, we
jullie
  • wijken
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • week
zij, ze
wij, we
jullie
  • weken
participium - voltooid deelwoord past participle
  • geweken
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • wijkend
vertaling english translation
  • to yield
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
achteruitwijken
  • wijk achteruit
  • wijkt achteruit
  • week achteruit
  • weken achteruit
achteruitgeweken
afwijken
  • wijk af
  • wijkt af
  • week af
  • weken af
afgeweken
  • to deviate
  • to differ from
inwijken
  • wijk in
  • wijkt in
  • week in
  • weken in
ingeweken
terugwijken
  • wijk terug
  • wijkt terug
  • week terug
  • weken terug
teruggeweken
uitwijken
  • wijk uit
  • wijkt uit
  • week uit
  • weken uit
uitgeweken
  • to dodge
  • to move out of the way