Alle vervoegingen van het werkwoord welvaren

infinitivus - infinitief infinitive
welvaren
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • vaar wel
 
  • vaar wel jij/je?
jij, je
  • vaart wel
u
  • vaart wel
hij
zij, ze
het
men
  • vaart wel
zij, ze
wij, we
jullie
  • varen wel
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • welvaar
dat jij, je
  • welvaart
dat u
  • welvaart
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • welvaart
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • welvaren
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • voer wel
zij, ze
wij, we
jullie
  • voeren wel
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • welvoer
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • welvoeren
participium - voltooid deelwoord past participle
  • welgevaren
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • welvarend