Tegenwoordige tijd van het werkwoord voortverkopen

infinitivus - infinitief infinitive
voortverkopen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • verkoop voort
 
  • verkoop voort jij/je?
jij, je
  • verkoopt voort
u
  • verkoopt voort
hij
zij, ze
het
men
  • verkoopt voort
zij, ze
wij, we
jullie
  • verkopen voort
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • voortverkoop
dat jij, je
  • voortverkoopt
dat u
  • voortverkoopt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • voortverkoopt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • voortverkopen