onregelmatige
werkwoorden
.nl
Tegenwoordige tijd van het werkwoord vliegen
infinitivus
- infinitief
infinitive
vliegen
presens
- tegenwoordige tijd
present tense
ik
vlieg
vlieg jij/je?
jij, je
vliegt
u
vliegt
hij
zij, ze
het
men
vliegt
zij, ze
wij, we
jullie
vliegen