Alle vervoegingen van het werkwoord verzweren

infinitivus - infinitief infinitive
verzweren
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • verzweer
 
  • verzweer jij/je?
jij, je
  • verzweert
u
  • verzweert
hij
zij, ze
het
men
  • verzweert
zij, ze
wij, we
jullie
  • verzweren
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • verzwoor
zij, ze
wij, we
jullie
  • verzworen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • verzworen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • verzwerend
vertaling english translation
  • to get infected