Alle vervoegingen van het werkwoord uitrijden

infinitivus - infinitief infinitive
uitrijden

Bol.com Outlet

Bol.com Algemeen

presens - tegenwoordige tijd present tense
ik	rij uit rijd uit
	rij uit jij/je? rijd uit jij/je?
jij, je	rijdt uit
u	rijdt uit
hij zij, ze het men	rijdt uit
zij, ze wij, we jullie	rijden uit

presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik	uitrij uitrijd
dat jij, je	uitrijdt
dat u	uitrijdt
dat hij dat zij, ze dat het dat men	uitrijdt
dat zij, ze dat wij, we dat jullie	uitrijden

imperfectum - verleden tijd past tense
ik jij, je u hij zij, ze het men	reed uit
zij, ze wij, we jullie	reden uit

imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik dat jij, je dat u dat hij dat zij, ze dat het dat men	uitreed
dat zij, ze dat wij, we dat jullie	uitreden

participium - voltooid deelwoord past participle
uitgereden

participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
uitrijdend