Alle vervoegingen van het werkwoord uitgeven

infinitivus - infinitief infinitive
uitgeven
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • geef uit
 
  • geef uit jij/je?
jij, je
  • geeft uit
u
  • geeft uit
hij
zij, ze
het
men
  • geeft uit
zij, ze
wij, we
jullie
  • geven uit
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • uitgeef
dat jij, je
  • uitgeeft
dat u
  • uitgeeft
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • uitgeeft
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • uitgeven
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • gaf uit
zij, ze
wij, we
jullie
  • gaven uit
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • uitgaf
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • uitgaven
participium - voltooid deelwoord past participle
  • uitgegeven
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • uitgevend