Alle vervoegingen van het werkwoord uiteenvallen

infinitivus - infinitief infinitive
uiteenvallen

Bol.com Outlet

Bol.com Algemeen

presens - tegenwoordige tijd present tense
ik	val uiteen
	val uiteen jij/je?
jij, je	valt uiteen
u	valt uiteen
hij zij, ze het men	valt uiteen
zij, ze wij, we jullie	vallen uiteen

presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik	uiteenval
dat jij, je	uiteenvalt
dat u	uiteenvalt
dat hij dat zij, ze dat het dat men	uiteenvalt
dat zij, ze dat wij, we dat jullie	uiteenvallen

imperfectum - verleden tijd past tense
ik jij, je u hij zij, ze het men	viel uiteen
zij, ze wij, we jullie	vielen uiteen

imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik dat jij, je dat u dat hij dat zij, ze dat het dat men	uiteenviel
dat zij, ze dat wij, we dat jullie	uiteenvielen

participium - voltooid deelwoord past participle
uiteengevallen

participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
uiteenvallend