Alle vervoegingen van het werkwoord toesluiten

infinitivus - infinitief infinitive
toesluiten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • sluit toe
 
  • sluit toe jij/je?
jij, je
  • sluit toe
u
  • sluit toe
hij
zij, ze
het
men
  • sluit toe
zij, ze
wij, we
jullie
  • sluiten toe
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • toesluit
dat jij, je
  • toesluit
dat u
  • toesluit
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • toesluit
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • toesluiten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • sloot toe
zij, ze
wij, we
jullie
  • sloten toe
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • toesloot
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • toesloten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • toegesloten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • toesluitend