Alle vervoegingen van het werkwoord toedoen

infinitivus - infinitief infinitive
toedoen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • doe toe
 
  • doe toe jij/je?
jij, je
  • doet toe
u
  • doet toe
hij
zij, ze
het
men
  • doet toe
zij, ze
wij, we
jullie
  • doen toe
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • toedoe
dat jij, je
  • toedoet
dat u
  • toedoet
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • toedoet
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • toedoen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • deed toe
zij, ze
wij, we
jullie
  • deden toe
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • toedeed
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • toededen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • toegedaan
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • toedoend