Tegenwoordige tijd van het werkwoord terugdrijven

infinitivus - infinitief infinitive
terugdrijven
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • drijf terug
 
  • drijf terug jij/je?
jij, je
  • drijft terug
u
  • drijft terug
hij
zij, ze
het
men
  • drijft terug
zij, ze
wij, we
jullie
  • drijven terug
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • terugdrijf
dat jij, je
  • terugdrijft
dat u
  • terugdrijft
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • terugdrijft
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • terugdrijven