Alle vervoegingen van het werkwoord terneerslaan

infinitivus - infinitief infinitive
terneerslaan
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • sla terneer
 
  • sla terneer jij/je?
jij, je
  • slaat terneer
u
  • slaat terneer
hij
zij, ze
het
men
  • slaat terneer
zij, ze
wij, we
jullie
  • slaan terneer
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • terneersla
dat jij, je
  • terneerslaat
dat u
  • terneerslaat
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • terneerslaat
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • terneerslaan
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • sloeg terneer
zij, ze
wij, we
jullie
  • sloegen terneer
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • terneersloeg
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • terneersloegen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • terneergeslagen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • terneerslaand