Alle vervoegingen van het werkwoord terechtbrengen

infinitivus - infinitief infinitive
terechtbrengen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • breng terecht
 
  • breng terecht jij/je?
jij, je
  • brengt terecht
u
  • brengt terecht
hij
zij, ze
het
men
  • brengt terecht
zij, ze
wij, we
jullie
  • brengen terecht
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • terechtbreng
dat jij, je
  • terechtbrengt
dat u
  • terechtbrengt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • terechtbrengt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • terechtbrengen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • bracht terecht
zij, ze
wij, we
jullie
  • brachten terecht
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • terechtbracht
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • terechtbrachten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • terechtgebracht
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • terechtbrengend