Tegenwoordige tijd van het werkwoord stukbijten

infinitivus - infinitief infinitive
stukbijten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • bijt stuk
 
  • bijt stuk jij/je?
jij, je
  • bijt stuk
u
  • bijt stuk
hij
zij, ze
het
men
  • bijt stuk
zij, ze
wij, we
jullie
  • bijten stuk
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • stukbijt
dat jij, je
  • stukbijt
dat u
  • stukbijt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • stukbijt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • stukbijten