Alle vervoegingen van het werkwoord stoten

infinitivus - infinitief infinitive
stoten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • stoot
 
  • stoot jij/je?
jij, je
  • stoot
u
  • stoot
hij
zij, ze
het
men
  • stoot
zij, ze
wij, we
jullie
  • stoten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • stootte
zij, ze
wij, we
jullie
  • stootten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gestoten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • stotend
vertaling english translation
  • to bump
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
opstoten
  • stoot op
  • stootte op
  • stootten op
opgestoten
aanstoten
  • stoot aan
  • stootte aan
  • stootten aan
aangestoten
afstoten
  • stoot af
  • stootte af
  • stootten af
afgestoten
doorstoten
  • stoot door
  • stootte door
  • stootten door
doorgestoten
instoten
  • stoot in
  • stootte in
  • stootten in
ingestoten
neerstoten
  • stoot neer
  • stootte neer
  • stootten neer
neergestoten
omstoten
  • stoot om
  • stootte om
  • stootten om
omgestoten
openstoten
  • stoot open
  • stootte open
  • stootten open
opengestoten
uitstoten
  • stoot uit
  • stootte uit
  • stootten uit
uitgestoten
omverstoten
  • stoot omver
  • stootte omver
  • stootten omver
omvergestoten