Tegenwoordige tijd van het werkwoord stilstaan

infinitivus - infinitief infinitive
stilstaan
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • sta stil
 
  • sta stil jij/je?
jij, je
  • staat stil
u
  • staat stil
hij
zij, ze
het
men
  • staat stil
zij, ze
wij, we
jullie
  • staan stil
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • stilsta
dat jij, je
  • stilstaat
dat u
  • stilstaat
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • stilstaat
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • stilstaan