Alle vervoegingen van het werkwoord stijgen

infinitivus - infinitief infinitive
stijgen
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • stijg
 
  • stijg jij/je?
jij, je
  • stijgt
u
  • stijgt
hij
zij, ze
het
men
  • stijgt
zij, ze
wij, we
jullie
  • stijgen
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • steeg
zij, ze
wij, we
jullie
  • stegen
participium - voltooid deelwoord past participle
  • gestegen
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • stijgend
vertaling english translation
  • to rise
infinitivus infinitief
infinitive
presens tegenwoordige tijd
present tense
imperfectum verleden tijd
past tense
participium voltooid deelwoord
past participle
vertaling engelse vertaling
english translation
afstijgen
  • stijg af
  • stijgt af
  • steeg af
  • stegen af
afgestegen
instijgen
  • stijg in
  • stijgt in
  • steeg in
  • stegen in
ingestegen
meestijgen
  • stijg mee
  • stijgt mee
  • steeg mee
  • stegen mee
meegestegen
opstijgen
  • stijg op
  • stijgt op
  • steeg op
  • stegen op
opgestegen
uitstijgen
  • stijg uit
  • stijgt uit
  • steeg uit
  • stegen uit
uitgestegen
omhoogstijgen
  • stijg omhoog
  • stijgt omhoog
  • steeg omhoog
  • stegen omhoog
omhooggestegen
doorstijgen
  • stijg door
  • stijgt door
  • steeg door
  • stegen door
doorgestegen