Tegenwoordige tijd van het werkwoord sluiten

infinitivus - infinitief infinitive
sluiten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • sluit
 
  • sluit jij/je?
jij, je
  • sluit
u
  • sluit
hij
zij, ze
het
men
  • sluit
zij, ze
wij, we
jullie
  • sluiten