onregelmatige
werkwoorden
.nl
Tegenwoordige tijd van het werkwoord slapen
infinitivus
- infinitief
infinitive
slapen
presens
- tegenwoordige tijd
present tense
ik
slaap
slaap jij/je?
jij, je
slaapt
u
slaapt
hij
zij, ze
het
men
slaapt
zij, ze
wij, we
jullie
slapen