Tegenwoordige tijd van het werkwoord schoolhouden

infinitivus - infinitief infinitive
schoolhouden
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • hou school
  • houd school
 
  • hou school jij/je?
  • houd school jij/je?
jij, je
  • houdt school
u
  • houdt school
hij
zij, ze
het
men
  • houdt school
zij, ze
wij, we
jullie
  • houden school
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • schoolhou
  • schoolhoud
dat jij, je
  • schoolhoudt
dat u
  • schoolhoudt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • schoolhoudt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • schoolhouden