Alle vervoegingen van het werkwoord scheeftrekken

infinitivus - infinitief infinitive
scheeftrekken
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • trek scheef
 
  • trek scheef jij/je?
jij, je
  • trekt scheef
u
  • trekt scheef
hij
zij, ze
het
men
  • trekt scheef
zij, ze
wij, we
jullie
  • trekken scheef
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • scheeftrek
dat jij, je
  • scheeftrekt
dat u
  • scheeftrekt
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • scheeftrekt
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • scheeftrekken
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • trok scheef
zij, ze
wij, we
jullie
  • trokken scheef
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • scheeftrok
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • scheeftrokken
participium - voltooid deelwoord past participle
  • scheefgetrokken
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • scheeftrekkend