Alle vervoegingen van het werkwoord samenvlechten

infinitivus - infinitief infinitive
samenvlechten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • vlecht samen
 
  • vlecht samen jij/je?
jij, je
  • vlecht samen
u
  • vlecht samen
hij
zij, ze
het
men
  • vlecht samen
zij, ze
wij, we
jullie
  • vlechten samen
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • samenvlecht
dat jij, je
  • samenvlecht
dat u
  • samenvlecht
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • samenvlecht
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • samenvlechten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • vlocht samen
zij, ze
wij, we
jullie
  • vlochten samen
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • samenvlocht
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • samenvlochten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • samengevlochten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • samenvlechtend