Alle vervoegingen van het werkwoord samengieten

infinitivus - infinitief infinitive
samengieten
presens - tegenwoordige tijd present tense
ik
  • giet samen
 
  • giet samen jij/je?
jij, je
  • giet samen
u
  • giet samen
hij
zij, ze
het
men
  • giet samen
zij, ze
wij, we
jullie
  • gieten samen
presens - tegenwoordige tijd - bijzinvolgorde present tense
dat ik
  • samengiet
dat jij, je
  • samengiet
dat u
  • samengiet
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • samengiet
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • samengieten
imperfectum - verleden tijd past tense
ik
jij, je
u
hij
zij, ze
het
men
  • goot samen
zij, ze
wij, we
jullie
  • goten samen
imperfectum - verleden tijd - bijzinvolgorde past tense
dat ik
dat jij, je
dat u
dat hij
dat zij, ze
dat het
dat men
  • samengoot
dat zij, ze
dat wij, we
dat jullie
  • samengoten
participium - voltooid deelwoord past participle
  • samengegoten
participium praesentis - onvoltooid deelwoord present participle
  • samengietend